Header afbeelding
Gezondheidscentrum HuisDokZuid
1e Wormenseweg 330 7333 GZ
Apeldoorn

Terug naar overzicht

Medische Encyclopedie

Inhoud

Diabetes mellitus

Wat is diabetes mellitus?

Bij diabetes (suikerziekte) is er te veel suiker in uw bloed. Uw bloedsuiker is dan te hoog. Er zijn twee soorten diabetes mellitus: type 1 en type 2. Hieronder worden beide vormen uitgelegd.

Diabetes type 1

Bij diabetes type 1 heeft u teveel suiker in uw bloed doordat u een tekort aan insuline heeft. Insuline zorgt ervoor dat cellen in uw lichaam suiker uit het bloed opnemen. Insuline wordt gemaakt door de alvleesklier. Bij diabetes type 1 maakt uw afweersysteem de cellen in uw alvleesklier kapot die normaal insuline aanmaken. Het is niet bekend waarom uw lichaam dit doet. Zonder insuline krijgen de cellen in uw lichaam geen signaal dat ze suiker uit uw bloed moeten halen. Daardoor neemt de hoeveelheid suiker in uw bloed toe.

Diabetes type 1 begint meestal al op kinderleeftijd. Bij deze vorm moet u insuline toedienen. Dat kan door het te spuiten of door een insulinepomp te gebruiken. De behandeling en controles gebeuren vanuit het ziekenhuis.

Erfelijkheid speelt een kleine rol bij diabetes type 1. Van de 100 kinderen die een ouder hebben met diabetes type 1, krijgen ongeveer 3 kinderen het zelf ook. Wilt u meer weten over erfelijkheid bij diabetes? Kijk dan op de website van het Diabetes Fonds.

Kijk voor meer informatie over diabetes mellitus type 1 op www.thuisarts.nl.

Diabetes type 2

Diabetes type 2 ontstaat doordat cellen in uw lichaam niet goed reageren op insuline. Insuline wordt gemaakt door de alvleesklier en zorgt ervoor dat cellen genoeg suiker uit het bloed halen. Bij Diabetes type 2 kunnen uw cellen dit niet goed: ze zijn minder gevoelig geworden voor insuline. Er gaat dan niet genoeg suiker vanuit het bloed naar de cellen. U krijgt dan een te hoge bloedsuiker.

Diabetes type 2 kan ontstaan als u te zwaar bent. Ook speelt erfelijkheid en afkomst een rol. Als u van Hindoestaanse, Surinaamse, Marokkaanse of Turkse afkomst bent, heeft u meer kans op diabetes type 2.

Diabetes type 2 ontstaat meestal pas na het 40e jaar. Op jongere leeftijd komt het ook voor, vooral bij mensen die te zwaar zijn.

Kijk voor meer informatie over diabetes mellitus type 2 op www.thuisarts.nl.

Kan ik er zelf iets tegen doen?

Een gezonde leefstijl is erg belangrijk bij diabetes. Het helpt om problemen met uw gezondheid minder te maken, uit te stellen of te voorkomen. Een gezonde leefstijl betekent:

  • niet roken. Roken vergroot de kans op hart- en vaatziekten. Voor mensen met diabetes is het extra belangrijk om niet te roken. Rookt u en vindt u het moeilijk om te stoppen? Dan kan uw huisarts, diabetesverpleegkundige of apotheker u daarbij helpen.
  • gezond eten.
  • veel bewegen. Voldoende beweging helpt om uw bloedsuiker te verlagen, uw gewicht gezond te houden en uw bloeddruk goed te houden.
  • afvallen als u overgewicht heeft.
  • ontspanning en goed slapen.
  • niet stressen.
  • goede mondhygiëne.

 

Wat kan de apotheker voor mij doen?

Uw apotheker kan u begeleiden als u diabetes heeft en medicijnen gaat gebruiken tegen diabetes.

In gesprek met uw apotheker
Heeft u diabetes en gaat u voor het eerst medicijnen tegen diabetes gebruiken? Uw apotheker zal u dan uitleg geven over uw medicijnen. Bijvoorbeeld over hoe het werkt, wat de bijwerkingen zijn en hoe u het moet gebruiken. Ook geeft uw apotheker aan waar u op moet letten als u deze medicijnen gebruikt. Bijvoorbeeld wat u moet doen als u koorts of diarree heeft.

Gebruikt u al een tijdje medicijnen tegen diabetes? Ook dan helpt uw apotheker u graag als u vragen heeft. U kunt met uw apotheker uw ervaring met uw medicijn(en) bespreken. Er kunnen meerdere situaties zijn waarover u met uw apotheker kunt praten. Dit kan bijvoorbeeld in de volgende gevallen:

  • U gaat starten met nieuwe medicijnen tegen diabetes. Uw apotheker legt u dan uit hoe u deze medicijnen veilig kunt gebruiken.
  • Uw medicijnen zijn veranderd. U moet bijvoorbeeld een andere dosering gebruiken.
  • U heeft last van bijwerkingen. Zoals te lage bloedsuikers (hypo’s) en klachten van de maag en darmen zoals misselijk zijn, overgeven en diarree.
  • U heeft problemen met het innemen van uw medicijnen of om uw medicijnen te spuiten. Bijvoorbeeld omdat u niet meer goed kunt zien of omdat u vergeetachtig bent.
  • U krijgt (meer) last van andere ziektes. Denk bijvoorbeeld aan hartproblemen.
  • U wilt gezonder leven en uw medicijnen veilig blijven gebruiken. Samen met uw apotheker kunt u bespreken wat bijvoorbeeld een gezond gewicht is, hoe u gezond kunt eten en drinken en voldoende kunt bewegen.
  • U wilt minder medicijnen gebruiken.
  • U gaat reizen met medicijnen tegen diabetes. Uw apotheker kan u bijvoorbeeld uitleg geven over hoe u uw medicijnen moet bewaren tijdens uw reis, wat u kunt doen als u reizigersdiarree heeft, en wat u moet doen als u door verschillende tijdzones reist.
  • U wilt vasten. U kunt samen met uw apotheker bespreken hoe u dit veilig kunt doen.

Medicatiebeoordeling
Uw apotheker en huisarts kunnen u uitnodigen voor een gesprek over uw medicijnen. Dit gesprek hoeft niet alleen over uw medicijnen tegen diabetes te gaan. De apotheker zal samen met u alle medicijnen die u gebruikt bespreken. Samen kunt u bepalen of er verbetering mogelijk is. Als u bijvoorbeeld last hebt van bijwerkingen van een medicijn kan het soms vervangen worden door een ander medicijn.

Hulpmiddelen
In uw apotheek zijn mogelijk verschillende hulpmiddelen te krijgen. Deze kunt u nodig hebben om bijvoorbeeld insuline te spuiten of uw bloedsuiker te meten. Het gaat om de insulinepen, insulinepompje, bloedsuikermeter, teststrips, bloedprikapparaatjes met lancetten en een naaldencontainer. Uw apotheker kan u een instructie geven over het gebruik van deze hulpmiddelen. Ook kan uw bloedsuikermeter 1 keer per jaar in de apotheek worden gecontroleerd. Uw apotheker kan u alleen maar ondersteunen in het gebruik van deze hulpmiddelen, als uw zorgverzekeraar een contract heeft afgesloten met uw apotheek.

Stoppen met roken
Roken zorgt voor een hoger risico op hart- en vaatziekten, net als diabetes. In de apotheek kunt u nicotinevervangende middelen kopen die u kunnen helpen bij het stoppen met roken. Uw apotheker kan u advies geven over het gebruik van deze middelen.

Roken kan ook de afbraak van bepaalde medicijnen versnellen. Als u stopt met roken, kan de hoeveelheid van die medicijnen in het bloed toenemen. Hierdoor kunnen ze sterker werken of bijwerkingen geven. U heeft dan een lagere dosering nodig. Geef het dus aan uw apotheker door als u stopt met roken. De apotheker kan dan controleren of de dosering van uw medicijn omlaag moet en dit doorgeven aan uw arts.

Uw apotheker zorgt ervoor dat u uw medicijnen goed en veilig kunt gebruiken. Het maakt niet uit of u een medicijn korte tijd of langdurig nodig heeft.

  • Receptcontrole

De apotheker controleert elk recept. Bijvoorbeeld: is het juiste medicijn voorgeschreven en meegegeven, is de dosering goed, kan het medicijn samen met andere medicijnen die u gebruikt. Als het nodig is, overlegt uw apotheker met uw huisarts of specialist.

  • Overzicht van uw medicijnen

Uw apotheker houdt bij welke medicijnen u gebruikt. U kunt in de apotheek altijd om een overzicht van uw medicijnen vragen. Dit kunt u bijvoorbeeld meenemen als u uw specialist bezoekt, in het ziekenhuis wordt opgenomen of naar het buitenland gaat.

  • Delen van informatie over uw medicijnen met andere zorgverleners

Uw apotheker, huisarts en het ziekenhuis kunnen informatie over uw medicijnen met elkaar delen als dat nodig is voor uw behandeling. Dit mag alleen als U daar toestemming voor geeft.

  • Begeleiding bij nieuwe geneesmiddelen

Krijgt u een medicijn dat u in de afgelopen 12 maanden niet hebt gebruikt? Dan krijgt u extra uitleg over deze medicijnen.

  • Ondersteuning als u uw medicijnen weleens vergeet in te nemen

De apotheker heeft daar hulpmiddelen voor. Als uw zorgverzekeraar toestemming geeft, kan uw apotheker uw medicijnen per dag en per tijdstip van inname in aparte zakjes voor u laten verpakken.

  • Persoonlijk gesprek over uw medicijnen

Heeft u vragen over uw medicijnen, of problemen met het gebruik? Bijvoorbeeld moeite met slikken van medicijnen, openmaken van de verpakking, of last van een vervelende bijwerking? Vraag uw apotheker om een persoonlijk gesprek. Hij kijkt dan samen met u welke mogelijkheden er zijn om uw probleem te verhelpen.

  • Medicatiebeoordeling

Uw apotheker en huisarts kunnen u uitnodigen voor een gesprek over uw medicijnen. Dit is mogelijk bij patiënten ouder dan 65 jaar die langdurig meer dan 5 medicijnen gebruiken. Samen met u bespreken ze of er verbetering mogelijk is. Als u bijvoorbeeld last hebt van bijwerkingen van een medicijn kan het soms vervangen worden door een ander medicijn.

  • Zelfzorg

Bij de apotheek kunt u terecht voor advies over medicijnen die u zonder recept (= zelfzorgmedicijnen) kunt kopen, voor verbandmiddelen en cosmetica. De apotheek kan zelfzorgmedicijnen voor u opnemen in uw medicatiedossier. Dan kan de apotheker controleren of u ze veilig samen met uw receptmedicijnen kunt gebruiken.

  • Bezorgservice

Bent u moeilijk ter been? Informeer bij uw apotheek of zij uw medicijnen bij u thuis kunnen bezorgen.

In welke gevallen kan ik beter naar de huisarts gaan?

Welke medicijnen worden gebruikt bij

Orale bloedsuikerverlagende middelen
Orale bloedsuikerverlagende middelen zijn tabletten die worden gebruikt bij type-2-diabetes (ouderdomsdiabetes). Deze middelen stimuleren de alvleesklier om meer insuline te maken of maken de andere organen gevoeliger voor de werking van insuline. Hierdoor zal het bloedsuiker dalen.

Deze middelen zijn niet geschikt voor mensen die helemaal geen insuline meer produceren, zoals mensen met diabetes mellitus type 1. De middelen worden onderverdeeld in:

  • afgeleiden van sulfonylureum stimuleren de alvleesklier om meer insuline te maken. Voorbeelden zijn glibenclamide, gliclazide, glimepiride en tolbutamide.
  • biguaniden remmen de aanmaak van suiker door het eigen lichaam en maken de cellen in het lichaam gevoeliger voor insuline. Deze medicijnen zijn daarom met name geschikt voor mensen met overgewicht. Voorbeeld is metformine.
  • meglitinide-analogen stimuleren de alvleesklier om meer insuline te maken. Deze middelen werken wat korter dan bovenstaande afgeleiden van sulfonylureum. Ze worden ook wel gebruikt in combinatie met andere middelen. Voorbeeld is repaglinide.
  • pioglitazon: verbetert de opname van suiker vanuit het bloed in de lichaamcellen. Hierdoor blijft minder suiker in het bloed achter en daalt dus het bloedsuiker.
  • acarbose is een middel dat de afbraak van koolhydraten in de darm vertraagd. Hierdoor komt de suiker langzamer in het bloed terechtkomt en zijn er minder hoge bloedsuikerpieken.
  • de DPP-4-remmers (linagliptine, saxagliptine, sitagliptine en vildagliptine) en de incretine-achtige stoffen (dulaglutide, exenatide, lixisenatide, liraglutide en semaglutide) zorgen ervoor dat de hoeveelheid insuline na een maaltijd beter op peil is en dat het lichaam minder suiker aanmaakt.
  • dapagliflozine, empagliflozine en canagliflozine remmen het eiwit SGLT2 in de nieren. Doordat dit eiwit wordt geremd komt er meer suiker in de urine, zodat dat wordt uitgeplast. Het bloedsuiker daalt daardoor.

Insuline
Insuline wordt, in injecties, gebruikt door mensen met diabetes mellitus. Bij mensen die zelf geen insuline meer aanmaken is het noodzakelijk dit tekort kunstmatig aan te vullen met insuline. Insuline wordt voornamelijk gebruikt bij type-1-diabetes, ook wel insulineafhankelijke diabetes genoemd.

Soms is het bij mensen met type-2-diabetes echter ook nodig om insuline te gebruiken. Insuline valt onder te verdelen in: kortwerkend, middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan. Ook de plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline zal werken: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam).

Glucagon
Het kan gebeuren dat het effect van de insuline doorschiet, waardoor het bloedsuiker te laag wordt (hypoglykemie). Glucagon zorgt dat de suiker die in de lever is opgeslagen, vrijkomt in het bloed en zorgt ook dat suiker uit andere stoffen wordt aangemaakt. Hierdoor neemt het bloedsuiker toe.