Header afbeelding
Gezondheidscentrum HuisDokZuid
1e Wormenseweg 330 7333 GZ
Apeldoorn

Terug naar overzicht

Medische Encyclopedie

Inhoud

glimepiride

Glimepiride is een verlager van het bloedsuiker. Het behoort tot de sulfonylureum-verbindingen. Het stimuleert de alvleesklier om insuline af te geven aan het bloed.

Artsen schrijven het voor bij diabetes mellitus (suikerziekte).

Wat doet glimepiride en waarbij gebruik ik het?

Diabetes mellitus

Glimepiride wordt gebruikt bij type-2-diabetes. Dit type diabetes werd vroeger ouderdomsdiabetes genoemd.

Verschijnselen
Bij diabetes is het bloedsuiker te hoog. Dit veroorzaakt dorst, een droge mond, veel plassen, wazig zien, moeheid, lusteloosheid en slecht genezende wonden. Verder is een te hoog bloedsuiker schadelijk voor de ogen, het hart, de nieren en de zenuwen.

Oorzaak
Hoe ontstaat dit te hoge bloedsuiker? Na een maaltijd maakt het lichaam suiker uit koolhydraten, bijvoorbeeld uit brood en aardappels.

De suiker die zo in het bloed komt, kan worden gebruikt als brandstof, bijvoorbeeld door de hersenen. Ook slaan de lever en spieren suiker op, als voorraad voor later. Hiervoor hebben ze insuline nodig. Insuline wordt in de alvleesklier gemaakt.

Bij type-2-diabetes zijn de lever en spieren minder gevoelig voor insuline. Er is dan meer insuline van de alvleesklier nodig. Soms kan de alvleesklier niet zo veel insuline aanmaken. Het gevolg is dat niet alle suiker wordt opgeslagen en uw bloedsuiker stijgt.

Behandeling
Om uw bloedsuiker te verlagen, kunt u meer bewegen en minder calorierijk eten. Het lichaam wordt dan weer gevoeliger voor insuline. Hierdoor is er minder insuline nodig om het suiker uit uw bloed op te nemen.

Als dit niet voldoende helpt, zal uw arts meestal een bloedsuikerverlagend medicijn voorschrijven. In het algemeen schrijft uw arts eerst metformine voor, een andere bloedsuikerverlager. Soms is het nodig toch meteen met glimepiride  te starten. Ook wordt glimepiride vaak gecombineerd met andere bloedsuikerverlagers.

Werking
Glimepiride stimuleert de alvleesklier om meer insuline af te geven. Ook verbetert het de gevoeligheid van het lichaam voor insuline. Beide effecten zorgen ervoor dat uw te hoge bloedsuiker verdwijnt en uw bloedsuiker daalt.

Glimepiride werkt binnen 30 minuten en de werking kan tot 24 uur aanhouden.

Effect
De verschijnselen van diabetes nemen geleidelijk af. Dorst, vaak plassen en een droge mond verdwijnen meestal binnen enkele dagen. Vermoeidheidsklachten verminderen meestal binnen enkele weken. Behalve als uw vermoeidheid door iets anders komt dan door de diabetes.

Het is belangrijk dat u dit medicijn uw leven lang elke dag inneemt. Op de lange termijn zult u dan minder kans hebben op oogschade, nierproblemen, slecht genezende wonden en zenuwpijn.

Lees meer over diabetes mellitus . “

Wat zijn mogelijke bijwerkingen?

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Gewichtstoename

    Houd uw gewicht daarom goed in de gaten en bespreek met uw arts of diëtist wat u moet doen als u zwaarder wordt.

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Een te laag bloedglucose (hypo). U kunt een 'hypo' herkennen aan de volgende verschijnselen: honger, een wisselend humeur, verwardheid, hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid, bleek gezicht, wazig zien, beven, zweten en hartkloppingen.
    Vooral mensen met een verminderde nierwerking of leverwerking zijn gevoelig voor deze bijwerking.

    Dit kan vooral ontstaan als u erg onregelmatig eet (bijvoorbeeld als u een maaltijd overslaat) of als u zich lichamelijk flink heeft ingespannen. Ook als u per ongeluk te veel van het medicijn heeft ingenomen kan een 'hypo' optreden.
    U kunt deze verschijnselen opheffen door iets te eten of te drinken, bij voorkeur druivensuiker, of eventueel suikerklontjes, een lepel honing, extra zoete limonade of een sportdrank. Houd daarom altijd een van deze voedingsmiddelen bij de hand. Kunstmatige zoetstoffen hebben overigens geen effect, dus neem bij een hypo geen 'light' drankje. Omdat glimepiride lang blijft doorwerken, kan de 'hypo' na enkele uren weer terugkomen. Neem dan opnieuw wat te eten of drinken zoals hierboven beschreven. Vanwege de lange werking van glimepiride kan ook 's nachts een 'hypo' ontstaan. Zorg er daarom altijd voor dat u wat suiker bij de hand heeft als u in bed ligt, bijvoorbeeld druivensuikertabletten op uw nachtkastje.

  • Wazig zien in het begin van de behandeling.

    Ook kan uw gezichtvermogen de eerste maanden veranderen. Dit komt doordat uw ogen aan de veranderingen in de bloedglucose moeten wennen. Wacht dus liefst nog een aantal weken met het aanmeten van een (nieuwe) leesbril.

  • Maagdarmklachten, zoals diarree, misselijkheid, braken en een drukkend of vol gevoel in de maag.

    Deze bijwerking gaat meestal na enkele dagen over, als u aan het medicijn gewend bent.

  • Smaakstoornissen

  • Afwijkingen in het bloed. De volgende verschijnselen kunnen op deze bijwerking wijzen: koorts, blauwe plekken, blaasjes in de mond of een gele verkleuring van het oogwit.

    Raadpleeg uw arts als u deze verschijnselen opmerkt. Deze bijwerking verdwijnt in het algemeen na het stoppen met het medicijn.

  • Haaruitval

  • Overgevoeligheid. Dit merkt u aan huiduitslag, jeuk, galbulten en soms benauwdheid.

    Stop dan met het gebruik en raadpleeg uw arts. In de toekomst mag u dit soort medicijnen niet meer gebruiken. Geef daarom aan de apotheek door dat u overgevoelig bent voor glimepiride. Het apotheekteam kan er dan op letten dat u dit medicijn of de andere sulfonylureum-verbindingen niet opnieuw krijgt. Overgevoeligheid kan ook optreden bij mensen met een sulfonamide-overgevoeligheid. Bijvoorbeeld voor een bepaald type plasmiddelen (thiazides) en een type antibiotica (sulfonamides).

Uitleg frequenties

Regelmatig : bij meer dan 30 op de 100 mensen
Soms : bij 10 tot 30 op de 100 mensen
Zelden : bij 1 tot 10 op de 100 mensen
Zeer zelden : bij minder dan 1 op de 100 mensen

Mag ik glimepiride gebruiken met andere medicijnen?

Dit medicijn heeft wisselwerkingen met andere medicijnen. In de tekst hieronder staan alleen de werkzame stoffen van deze medicijnen, dus niet de merknamen. Of uw medicijn een van die werkzame stoffen bevat, kunt u nagaan in uw bijsluiter onder het kopje ‘samenstelling’.

De medicijnen waarmee de belangrijkste wisselwerkingen optreden, zijn de volgende.

  • Bètablokkers, dit zijn hart-vaatmiddelen die worden gebruikt bij hoge bloeddruk, hartkramp, hartritmestoornissen, hartfalen, examenvrees en migraine. Bijvoorbeeld atenolol, metoprolol, propranolol en sotalol. Ook bevinden zich bètablokkers in sommige oogdruppels tegen verhoogde oogboldruk, bijvoorbeeld timolol. Wanneer u een bètablokker gebruikt, voelt u minder snel dat u een ‘hypo’ heeft (een te laag bloedsuiker). Dat komt omdat de bètablokker de waarschuwende signalen van een hypo, zoals trillen en hartkloppingen, onderdrukt. Let daarom goed op de overige verschijnselen van een hypo als u een bètablokker gebruikt: honger, een wisselend humeur, verwardheid, hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid, bleek gezicht en wazig zien. U kunt deze verschijnselen opheffen door iets te eten of te drinken, bijvoorbeeld suikerklontjes, druivensuikertabletten, extra zoete limonade of een sportdrank. Houd daarom altijd een van deze voedingsmiddelen bij de hand. Kunstmatige zoetstoffen hebben overigens geen effect, dus neem bij een ‘hypo’ geen ‘light’ drankje.
  • Andere medicijnen die het bloedsuiker verlagen. Door de combinatie kunt u sneller last krijgen van een ‘hypo’. Vaak is het de bedoeling verschillende bloedsuikerverlagers te gebruiken, als een van deze medicijnen afzonderlijk niet meer voldoende werkt.
  • Ritonavir, een medicijn tegen virusinfecties, zoals met het hiv. Dit medicijn kan de werking van glimepiride versterken, waardoor bijwerkingen en een hypo kunnen ontstaan.

Twijfelt u eraan of een van bovenstaande wisselwerkingen voor u van belang is? Neem dan contact op met uw apotheker of arts.

Kan ik met dit medicijn autorijden, alcohol drinken en alles eten of drinken?

autorijden?
Omdat u kans heeft op een hypo kan het gevaarlijk zijn aan het verkeer deel te nemen. U mag daarom alleen autorijden als u doorgaans een hypo goed voelt aankomen. U kunt hier dan op een goede manier op reageren. Overleg hierover met uw arts.

Let op: ook diabetes kan een reden zijn dat u niet mag autorijden. Hiervoor gelden bepaalde keuringseisen. Wilt u meer informatie over autorijden bij bepaalde aandoeningen? Kijk dan op de website van het CBR.

Mag u wel autorijden?
Houd dan rekening met de volgende adviezen:

  • Rijd alleen als u zich goed voelt.
  • Meet altijd voor u vertrekt uw bloedsuiker.
  • Zorg dat u druivensuiker of suikerklontjes in de auto bij de hand heeft.
  • Heeft u tijdens het autorijden een (dreigende) hypo?
    – Zoek een veilige plek en breng de auto daar tot stilstand.
    – Eet wat druivensuiker of suikerklontjes.
    – Controleer uw bloedsuiker en rijd pas verder als deze hoger is dan 6 mmol/liter.

alcohol drinken?
Alcohol kan een ‘hypo’ veroorzaken en uw lichaam herstelt hier trager van. Bij sommige mensen kan glimepiride samen met een kleine hoeveelheid alcohol een onaangenaam gevoel geven en een rood hoofd, armen en nek veroorzaken. Dit is verder niet ernstig, maar kan wel vervelend voelen. Dit effect kan nog tot twaalf uur na het drinken van de alcohol optreden.

Probeer het drinken van alcohol eerst met mate. U kunt dan zelf inschatten of u er veel last van krijgt. Als algemene richtlijn geldt niet meer dan twee glazen alcohol per dag. Drink de alcohol wel op een gevulde maag, anders is het effect op de bloedsuiker te sterk.

alles eten?
Houd bij wat en hoeveel u eet. Bij diabetes is een goed gewicht erg belangrijk. Als u overgewicht heeft is het daarom aan te raden om af te vallen. Raadpleeg eventueel een diëtist.

Verder is het belangrijk dat u de koolhydraten in uw eten zo veel mogelijk over de dag verspreidt. Koolhydraten zitten vooral in voedingsmiddelen als brood, rijst, aardappelen, fris, koek, snoep en chips.

Mag ik dit medicijn gebruiken als ik zwanger ben, wil worden of borstvoeding geef?

 

Zwangerschap
Overleg met uw arts. U kunt dit medicijn beter NIET gebruiken als u zwanger bent of binnenkort wilt worden. Over het gebruik van dit medicijn tijdens de zwangerschap is nog te weinig bekend. Als u zwanger bent of binnenkort wilt worden, zult u meestal (tijdelijk) over moeten stappen op een insuline. Overleg hierover met uw arts.

U moet tijdens uw zwangerschap onder strikte controle blijven. Grote schommelingen in uw bloedsuiker kunnen schadelijk zijn voor u en voor de groei en ontwikkeling van uw kind. Neem daarom contact op met uw arts zodra u zwanger bent, of dit binnenkort wilt worden.

Borstvoeding
Wilt u borstvoeding geven, overleg dan met uw arts. U kunt dit medicijn beter NIET gebruiken als u borstvoeding geeft. Het is niet bekend of het in de moedermelk terechtkomt. Als het in de moedermelk komt, kan het schadelijk zijn voor de baby. Meestal zult u moeten overstappen op een insuline of een ander medicijn waarvan bekend is dat u het veilig kunt gebruiken.

Hoe gebruik ik dit medicijn?

Kijk voor de juiste dosering op het etiket van de apotheek.

Wanneer?
Neem de tablet kort voor of tijdens een maaltijd in. Deze maaltijd moet wat koolhydraten bevatten (zoals aardappelen, brood, rijst, pasta). Hierdoor vermindert u de kans op een ‘hypo’ . Meestal moet u dit medicijn een keer per dag innemen bij de eerste maaltijd van de dag.

Ramadan
Als u diabetes heeft en u wilt vasten tijdens de ramadan: dit kan uw bloedsuiker ontregelen. U kunt overdag eerder een ‘hypo’ krijgen en ’s nachts kan uw bloedsduiker te hoog zijn door de zware maaltijd (iftar). Overleg met uw arts of apotheker hoe u uw medicijnen moet aanpassen omdat u overdag niet eet.

Meestal moet u tijdens het vasten het medicijn op andere tijden en in een andere dosering gebruiken. Ook is het soms nodig tijdelijk over te stappen op een ander medicijn.

Hoe lang?
Als dit medicijn uw bloedsuikergehalte voldoende naar beneden brengt, moet u het waarschijnlijk uw leven lang gebruiken. Het is mogelijk dat u na enige maanden of jaren merkt dat het niet meer zo goed werkt als voorheen. Neem dan contact op met uw arts. Mogelijk kunt u er een andere bloedsuikerverlager of insuline bij gebruiken.